Gelauff Arbor consanguinitatis

De gebroeders Johan Frederik Christiaan Gelauff (1800) en Dirk Gelauff (1808), kleinzonen van musketier Johann Gottfried Gehlauff, hebben samen een kleermakerij en winkel.
Na een brand in de gemeenschappelijke winkel wordt hun vennootschap ontbonden en gaat ieder vervolgens zijn eigen weg, in dezelfde branche. Beiden gaan vervolgens failliet en bij Johan Frederik Christiaan "breekt" er wederom brand uit. Die laatste brand resulteert uiteindelijk in een doodvonnis voor Johan Frederik Christiaan.

De Amsterdamsche Courant, nu De Telegraaf, stond destijds vol van berichten over deze affaire.
Deze originele berichten zijn nu niet meer beschikbaar, maar zij werden door andere kranten in het hele land overgenomen.
Hieronder vind u daarvan een chronologisch overzicht, alsmede een complete lezing van de verslaggeving van de rechtszitting.
Herhalingen van de her en der verschenen berichten zijn in dit overzicht vermeden. U kunt echter de complete verzameling berichten en advertenties hier downloaden17.9 MB.

De gebroeders Johan Frederik Christiaan Gelauff (1800) en Dirk Gelauff (1808), kleinzonen van musketier Johann Gottfried Gehlauff, hebben samen een kleermakerij en winkel.
Na een brand in de gemeenschappelijke winkel wordt hun vennootschap ontbonden en gaat ieder vervolgens zijn eigen weg, in dezelfde branche. Beiden gaan vervolgens failliet en bij Johan Frederik Christiaan "breekt" er wederom brand uit. Die laatste brand resulteert uiteindelijk in een doodvonnis voor Johan Frederik Christiaan.

De Amsterdamsche Courant, nu De Telegraaf, stond destijds vol van berichten over deze affaire.
Deze originele berichten zijn nu niet meer beschikbaar, maar zij werden door andere kranten in het hele land overgenomen.
Hieronder vind u daarvan een chronologisch overzicht, alsmede een complete lezing van de verslaggeving van de rechtszitting.
Herhalingen van de her en der verschenen berichten zijn in dit overzicht vermeden. U kunt echter de complete verzameling berichten en advertenties hier downloaden17.9 MB.

Het vennootschap

Enkele advertenties der gebroeders voor de winkel op de Heiligenweg 5

Algemeen Handelsblad 01-07-1835Algemeen Handelsblad 26-10-1835Algemeen Handelsblad 11-04-1836

Een eerste brand en opheffing vennootschap

Op de 21ste juni 1836 vindt, na een brand in de nacht van 15 op 16 juni 1836 in de winkel op de Heiligenweg 5, een publieke verkoop van de voorraad met waterschade plaats.
Op 23 juni 1836 plaatsen de gebroeders een advertentie met dank voor de bij de brand gebroken hulp.
Uit advertenties in december 1936 blijkt dat de zaak wordt voortgezet op de Heiligenweg, maar in mei 1837 wordt hun vennootschap opgeheven en verhuist Dirk naar de St. Luciensteeg 26, zijstraat van de Kalverstraat.

Algemeen Handelsblad 18-06-1836Algemeen Dagblad 24-06-1836Algemeen Handelsblad 06-12-1836Algemeen Handelsblad 09-05-1837

Brand hoek Nieuwendijk en Martelaarsgracht

Middelburgsche Courant 02-01-1841In de namiddag van 27 december 1841 breekt er brand uit in de "linnen en bonten-winkel" van ene Gelauff op de hoek van de Nieuwendijk en de Martelaarsgracht. Hoewel deze Gelauff kennelijk hetzelfde beroep uit oefent als Johan Frederik Christiaan en Dirk, is het vooralsnog onduidelijk om wie het gaat. Dirk ging in 1839 failliet, dus wellicht dat hij daarna verhuisd is. Hoe dan ook, wanneer men de reportage over de rechtszitting (hieronder) leest, neigt men te concluderen dat het in ieder geval niet om Johan Frederik Christiaan kan gaan.

Faillissement, brand en doodvonnis

In het verslag van de latere rechtszitting (hieronder) kunnen we lezen dat Johan Frederik Christiaan op 13 Augustus 1840 op eigen verzoek failliet is verklaard. Weinige weken later is de winkel echter opnieuw bevoorraad en wordt de affaire door Johan Frederik Christiaan voor rekening en op procuratie van zijn moeder voortgezet, die de nodige gelden daartoe verstrekt. Zijn moeder huurt ook een huis voor hem in de Reestraat, waarnaar de winkel in mei 1841 wordt verplaatst.

In de nacht van 29 op 30 januari 1842 breekt ook daar weer brand uit, dit keer onder duidelijk verdachte omstandigheden.
Details hieromtrent worden tijdens de rechtszitting in oktober 1842 (hieronder) uit en te na uit de doeken gedaan worden.
Beschuldigd en schuldig verklaard van brandstichting wordt Johan Frederik Christiaan op 14 oktober 1842 veroordeeld tot de dood aan de galg.

Algemeen Handelsblad 31-01-1842Algemeen Handelsblad 15-10-1842Zierikzeesche Courant 18-10-1842

Rechtszitting oktober 1842

Zitting van het Provinciaal Geregtshof van Noord-Holland

van 5, 6, 7, 10, 11 en 14 October ll.
Voorzitter Mr. P. W. Provó Kluit
(BRANDSTICHTING)

Algemeen Dagblad 22-10-1842De zaak , waarvan wij een verslag onze lezers gaan geven , levert op nieuw het bewijs op , hoe de ontdekking van de zwaarste misdrijven soms van de schijnbaar meest onbeduidende omstandigheden afhangt. Ware er in den nacht van 29 op 30 Jan. 1842 , geene feestpartij in Frascati geweest , van waar twee Dames ten half vijf ure in den morgen , in een sleede door de Reestraat naar huis reden ; hadde die ongewonge nachtelijke togt een half uur vroeger of een half uur later plaats gevonden , waarschijnlijk zou de brand in het huis van den kleermaker Johan Frederik Christiaan Gelauff , door de wachts of door de buren niet ontdekt zijn , dan toen dezelfde reeds zoodanige uitbreiding had gekregen , dat men slechts eenige gissingen omtrent de vermoedelijke oorzaak had durven wagen.

Deze twee dames dan , welke in gemelden nacht voorbij den winkel van Gelauff reden , zagen toevallig een schel licht in het voorhuis dier woning en maakten hierop den sleper opmerkzaam. Deze hield op , klopte en schelde , om de bewoners van het huis en de buren te wekken. Ook de nachtwachts en verschillende spuitgasten schoten toe. Inmiddels werd de kelderdeur van het brandende huis geopend en verscheen de vrouw van Gelauff met hare kinderen , die bij een der buren toevlucht zocht. De vrouw viel daar in onmacht (althans zoo het scheen) en men merkte op dat zij wel in een nachtgewaad gekleed was , doch eenen gouden ketting om den hals en gouden bellen in haar ooren had. Ook Gelauff zelf was uit den kelder te voorschijn gekomen , in een borstrok , doch met broek een laarzen aan , welke laatste hij echter beweerde eerst te hebben aangetrokken , nadat hij eenmaal aan de deur geweest was en bemerkt had , dat hij in zijne kousen koude of natte voeten kreeg. Dit beweren van Gelauff vond echter daarom te minder ingang , dewijl hij , gebrekkig zijnde , op eene kruk liep , en zich dus niet zoo vlug als een ander konde helpen. Hoe dit zij , Gelauff verliet de woning niet , maar redde eerst , met een der nachtwachts , de goederen die zich in zijn slaapvertrek achter den kelder bevonden. Hij erkende overigens geene poging tot blussching van den brand te hebben gedaan , doch beweerde dit te hebben nagelaten , omdat de brand hem niet meer voor blussching vatbaar scheen. In tusschen was ook een spuit aangekomen , en de adsistent brandmeester , zijnde smid Elsenburg uit de Reestraat , haalde , na vruchteloos met zijne stok op de voordeur geslagen te hebben , eenen zwaren hamer en sloeg daarmede het paneel in. Op dit oogenblik kwam Gelauff uit den kelder en verliet het huis zonder zicht verder om den brand te bekommeren. Het bleek later dat hij zich toen naar de verblijfplaats zijner vrouw had begeven.

Toen de adsistent brandmeester een gat in de deur had geslagen nam hij daardoor de toestand in het voorhuis waar en verklaarde , dat de brand zich bepaalde tot de regterzijde waar de toonbak stond , en wel onder en achter de toonbank ; dat er volstrekt geene gemaakte kleederen aan de kapstokken hingen , ja zelfs , dat de kleederkechts verdwenen waren en dat bepaaldelijk de achtermuur van het voorhuis nog geheel gaaf was , eene omstandigheid die vooral daarom van hoog gewigt was , omdat de brand spoedig daarna in het achterhuis uitbrak en juist daar het felste woedde , zoodat verscheidene getuigen , daaromtrent ondervraagd , en de beschuldiging daaruit de gevolgtrekking afleidden , welk ook in 's Hofs arrest is aangenomen , dat de brand in het vóór- en achterhuis geene gemeenschap het elkander had en elk afzonderlijk was ontstaan of liever aangelegd. De verklaring van de adsistent werd door de verklaringen van andere getuigen met meerdere of mindere stelligheid gestaafd.

Nadat de deur geheel was ingeslagen , sloeg de vlam , lucht krijgende , met zulk eene hevigheid uit het voorhuis , dat men er niet meer in konde dringen. Ook in het achterhuis , vooral op eene opkamer , barstte de brand bijna te gelijker tijd en misschien nog voor het openslaan der voordeur met hevigheid uit , hetgeen , daar de spuiten om het bevroren water niet spoedig konden werken , ten gevolge had , dat bijkans het geheel huis en vooral het achtergedeelte door de vlammen is vernield. Volgens de verklaring van verschillende getuigen was de brand buitengewoon spatterig geweest , en had eene ongewone , smerige brandlucht doen ontstaan.

Vestigen wij thans het oog op vroegere gedragingen van Gelauff. In den jare 1836 had hij mede eene Kleedermakers-affaire in vennootschap met zijnen broeder op den Heiligenweg alhier uitgeoefend , en aldaar in zijnen winkel achter de toonbank brand gehad. Hij was toen voor ƒ 16000 verzekerd geweest en had eene schadevergoeding van ƒ 6200 ontvagen voor gestolene en door het water beschadigde lakens , enz.

Na de ontbinding dezer compagnieschap heeft Gelauff de affaire voor zijne bijzondere rekening voortgezet , en is hij op 13 Augustus 1840 op eigener verzoek failliet verklaard , wanneer zijn passief is bevonden omtrent ƒ 7000 en zijn actief omstreeks ƒ 2000 te bedragen , zijnde alstoen de weinige aanwezige goederen voor ƒ 175 door den curator verkocht. Slechts weinige weken later was de winkel op nieuw behoorlijk voorzien en werd de affaire door Gelauff voor rekening en op eene procuratie zijner moeder voortgezet , die de noodige gelden daartoe zou verstrekt hebben. De moeder huurde nu ook een huis in de Reestraat , werwaarts de winkel in Mei 1841 werd verplaatst. Reeds in Jan. 1841 had Gelauff namens zijne moeder aanvrage bij de HH. van der Jagt en Doesburg gedaan , om de vroeger opgezegde assurantie te vernieuwen en op naam zijner moeder te stellen. Deze assurantie werd echter eerst voor ƒ 5000 gesloten en de polis geteekend in Julij 1841 , nadat de Heer Doesburg zich door een persoonlijk onderzoek van de aanwezigheid dezer waarde in goederen en meubelen had verzekerd.

Intusschen waren ook in den nieuwen winkel de zaken van Gelauff zoo weinig vooruitgegaan , dat hij besloten had Amsterdam te verlaten en een huis aan den Helder tegen Mei 1842 had gehuurd. Kort voor den brand moet hij zich in zoodanige geldverlegenheid hebben bevonden dat hij eenige goederen in de banken van leening had laten verpanden , hetgeen hem echter niet belette de premie van assurantie tijdig te betalen en de procuratie zijner moeder in Januarij 1842 te laten registreren. Het verdient mede opmerking , dat onder de Gelauff uit den brand geredde goederen geene van geldwaarde werden gevonden , doch wel de polis van assurantie , de quitantie voor de huishuur en voor de premie van assurantie en eindelijk in den zijzak van zijnen jas een inventaris van de goederen , die zicht kort voor den brand in zijnen winkel zouden bevonden hebben. Volgens dezen inventaris zouden er aanwezig geweest zijn 133 broeken , 51 jassen , 300 ellen laken , ruim 200 stropdassen enz. , terwijl uit de verklaringen van verscheiden getuigen bleek , dat er op het verbrande erf slechts lappen en snippers laken , doch geen verkoolde stukken en ook niet meer dan 40 stropdassen zijn gevonden. Eindelijk werden er ter teregtzitting eenige brieven voorgelezen door Gelauff uit de gevangenis aan zijne vrouw geschreven , doch door de justitie onderschept , waarin menige verdachte volzin voorkwam. Doch meer stellige aantijgingen tegen den besch. lagen in de verklaring van zekeren C. Schelleman , een mede-gevangene van Gelauff , die ter inlichting en onbeëdigd werd gehoord en ter teregtzitting verschillende omstandigheden mededeelde , die hem door Gelauff in de gevangenis waren verhaald , en stellige aanwijzingen van schulden ten laste van dezen inhielden. De verklaring van Schelleman verdiende voorzeker , op zich zelve , weinig vertrouwen , maar zij verkreeg vooral daardoor eenig gewicht , omdat zij verschillende bijzonderheden behelsde , die Schelleman niet anders dan uit den mond van Gelauff kon vernomen hebben.

Ten gevolge van dit een en ander stond Johan Frederik Christiaan Gelauff teregt  , beschuldigd van moedwillige brandstichting.

De advokaat Mr. C. E. van Goor droeg de verdediging des besch. voor en trachte te betoogen 1°. dat de moedwillige brandstichting was onbewezen , en 2°. dat zoo men al aannemen wilde , dat er misdaad gepleegd was , de dader was onkend.

Het Hof heeft , gelijk wij reeds vroeger hebben medegedeeld , den besch. schuldig verklaard aan het hem ten laste gelegde misdrijf en veroordeeld tot de straffe des doods.

Naar wij vernemen heeft de veroordeelde zich tegen dit arrest in cassatie voorzien.

(Algemeen Dagblad 18-10-1842)


Algemeen Dagblad 14-10-1842Op de dag van de uitspraak publiceren de de HH. van der Jagt en Doesburg, verzekeraars van moeder Anna Rau, een artikel waarin zij hun eer en goede naam verdedigen. Immers waren zij verzekeraars van de moeder van de verdachte en niet van de verdachte zelf. Kennelijk heeft het openbaar miniserie daarover tijdens het proces misleidende uitlatingen gedaan.

Epiloog

Op 10 januari 1843 wordt het beroep, in cassatie, van Johan Frederik Christiaan door de Hooge Raad verworpen en de veroordeling tot de straffe des doods bevestigd.

Op 23 januari 1843 meldt het Algemeen Dagblad met zekerheid menen te weten dat Johan Frederik Christiaan bekend heeft.

Bij koninklijk besluit d.d. 17 maart 1843 wordt de doodstraf verwisseld in "een half uur tepronkstelling met den strop om den hals , aan de galg vastgemaakt , en een bord op de borst , waarop de misdaad staat uitgedrukt , voorts brandmerk en 20 jaar confinement".
De lijfstraf wordt op 24 maart 1843 op de Nieuwe Markt te Amsterdam uitgeoefend.
Hij verbleef tijdens (op zijn minst een deel van) de gevangenisstraf in het Kasteel van Woerden.

Algemeen Handelsblad 18-01-1843Algemeen Handelsblad 23-01-1843Zierikzeesche Courant 24-03-1843Utrechtsche provinciale en stads courant 31-03-1843Bevolkingsregister Johan Christiaan Frederik Gelauff

Johan Frederik Christiaan overleed in 1876 op vijfenzeventigjarige leeftijd, de 20 jaar confinement heeft hij kennelijk overleefd.

1942: "De wereld in October 1842"

De Telegraaf 17-10-1942Een eeuw na het eerste doodvonnis herinnert de voormalige Amsterdamsche Courant, nu De Telegraaf, nog eens aan de zaak van Johan Frederik Christiaan.

En Dirk ?

Blijkens een advertentie van juni 1838 zet Dirk zijn affaire voort op de St. Luciensteeg 26.
In 1839 gaat hij echter failliet en worden er oproepen van crediteuren geplaatst voor bijeenkomsten op 17 april en 1 mei 1839.

Algemeen Handelsblad 04-06-1838Algemeen Handelsblad 08-04-1839Algemeen Handelsblad 22-04-1839

Een rechter moet er bij te pas komen om te vonnissen, op 8 augustus 1839, in een geschil tussen éen van de schuldeisers en de curator m.b.t. een aantal orderbilletten.

Op vrijdag 3 december 1839 vindt er uiteindelijk een bijeenkomst van crediteuren plaats ten einde de Rekening en Verantwoording te aanhoren.

Algemeen Handelsblad 09-08-1839Algemeen Handelsblad 12-08-1839Algemeen Handelsblad 29-11-1841

Middelburgsche Courant 02-01-1841In de namiddag van 27 december 1841 breekt er brand uit in de "linnen en bonten-winkel" van ene Gelauff op de hoek van de Nieuwendijk en de Martelaarsgracht. Hoewel deze Gelauff kennelijk hetzelfde beroep uit oefent als Johan Frederik Christiaan en Dirk, is het vooralsnog onduidelijk om wie het gaat. Omdat Dirk in 1839 failliet ging, is hij wellicht daarna verhuisd. Hoe dan ook, wanneer men de reportage over de rechtszitting (hierboven) leest, neigt men te concluderen dat het in ieder geval niet om Johan Frederik Christiaan kan gaan.

Algemeen Handelsblad 01-01-1849In de overlijdensakte van Dirk's zoon Arie († 1842), staat Dirk als sigarenmaker vermeld.

Op 1 januari 1849 verschijnt er in het Algemeen Handelsblad een nieuwjaarsgroet van een aantal "ondergeteekenden aan verwanten, vrienden, bekenden en begunstigers". Eén der ondergetekenden is ene sigarenfabrikant D. Gelauff.

D18590805 Algemeen Handelsblad 05 08 1859In 1859 verschijnt er een advertentie van Van Gend & Loos waarin melding gemaakt wordt van de opening van een hulp-kantoor bij ene D. Gelauff op de Leidschestraat.
Dirk woonde op de Leidschestraat, dus aangenomen mag worden dat hij die D. Gelauff is.

Dirk stierf thuis op de Leidschestraat in 1865 op zesenvijftigjarige leeftijd.

Weet u meer?

Stuur aanvullende informatie in!

Correcties zijn uiteraard eveneens welkom.

Lees ook

De familiebanden van een aantal personen blijven vooralsnog onbekend, weet u daar meer over?

Raadpleeg de pagina Gezocht

Zoeken

Login

style="width:134px;"

Welkom bij de stamboom van de familie Gelauff

Op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming worden cookies als persoonsgegevens beschouwd.
Op deze website wordt van cookies gebruik gemaakt. U wordt hierbij verzocht om met het gebruik daarvan in te stemmen.